Interview

Door de achterdeur: Het leven van een wiethandelaar in Groningen

wiet

‘Het is echt een jongensboek. Het is echt spannend, want je hebt iets wat eigenlijk niemand weet dat je het hebt. Maar toch ben je bang dat heel veel mensen weten dat jij dat wel hebt.’

Drie maal is scheepsrecht. De eerste twee pogingen om met Klaas, een Groningse wiethandelaar, af te spreken liepen op niets uit. We zaten wederom te wachten met koffie en een broodje in een studentenkamer in het centrum. Hij SMS’t dat hij even moet schuilen vanwege de harde regen, want hij is op de fiets. Tien minuten later klopt hij op de deur. ‘Uit zo’n ruimte als dit haal je ongeveer drie kilo,’ merkt hij op bij binnenkomst.

Klaas is een man die op straat niet direct op zou vallen. En dat is nou juist zijn doel. Hij verdient zo nu en dan wat extra geld in het grijze circuit dat zich aan de achterdeur van de Nederlandse coffeeshops afspeelt, maar wil zo niet overkomen. Zelfs zijn familie weet niet precies wat hij nou doet. ‘Het is niet zo dat ik zeg: ik ga nou weg, ik ga vier kilo wiet verkopen, ik kom straks thuis met twaalfduizend euro en we kopen een pony. Nee.’ Klaas is een nuchtere man, letterlijk en figuurlijk. Hij drinkt niet en houdt zijn handel het liefst klein en overzichtelijk. ‘Ik gebruik geen pil, geen coke, ik ben niet gek. Ik zie soms wel eens van die mensen, dat ik denk: “ben je besodemieterd?”. Ik houd niet eens van die muziek, weet je wel.’

wiet2

Toch is wat Klaas doet volgens de Opiumwet nog harstikke illegaal. Het gebruik en bezit van marihuana wordt in Nederland gedoogd, maar de teelt en de handel ervan niet. In het kort houdt het gedoogbeleid in dat het Openbaar Ministerie personen die niet meer dan een gebruikershoeveelheid wiet of hasj bezitten niet vervolgt. Ook voor coffeeshops is het toegestaan om cannabis te verkopen, mits zij zich aan de voorschriften van de vergunning houden. Maar de teelt en handel in softdrugs wordt door de politie hard aangepakt en door het OM streng bestraft. De wiet die je in de coffeeshop koopt is daarom afhankelijk van telers en mensen zoals Klaas.

Op zijn gemak met een kop groene thee vertelt hij over de stress die zijn activiteiten in de Groningse onderwereld met zich meebrengen. ‘Ik ben wel heel bang dat ik word gepakt. Daar ben ik gewoon echt als de dood voor. Er zal maar een onderzoek naar me lopen waar ik niks vanaf weet. Het zou maar zo zijn dat er naar de kweker waar ik die wiet van weghaal een onderzoek loopt en zijn telefoon wordt getapt. Er zal maar iemand achterop mijn auto knallen, BOEM! En er komt politie bij.’ Zolang de politie er geen lucht van krijgt, lijkt het een lucratieve business. Maar de straffen zijn fors. We vragen hem of dit het allemaal wel waard is. Hij twijfelt: ‘het risico is groot, dus je krijgt wat meer betaald. Maar word ik gepakt? Dan ben ik mijn baan kwijt, bewijs van goed gedrag ben ik kwijt. In één keer is het helemaal afgelopen.’ Ondanks de gevaren is Klaas toch best bereid ons een keer mee te nemen om te laten zien hoe het precies gaat, maar dit is niet zonder gevaar. ‘Ik ben heel eerlijk: ik heb een kilootje wiet in de kast en ik moet dat vanmiddag ergens afleveren en ik stap met jou in de auto. Ja, vijftig procent dat je aankomt, vijftig procent dat je de politie tegenkomt.’ Ja, dat hoeft dan ook weer niet.

Het is niet zo dat ik zeg: ik ga nou weg, ik ga vier kilo wiet verkopen, ik kom straks thuis met twaalfduizend euro en we kopen een pony. Nee.

In 2013 heeft de politie Noord-Nederland voor ruim 30 miljoen euro aan wiet in beslaggenomen. In de provincie Groningen zijn toen gemiddeld elke week meer dan vijf hennepkwekerijen opgerold. Bij deze invallen heeft de politie in totaal 57.500 planten in beslag genomen en 150 mensen aangehouden. Silvia Sanders, woordvoerder van de politie Groningen, geeft aan dat de politie prioriteit geeft aan het aanpakken van wiettelers en de georganiseerde misdaad die de handel in softdrugs met zich meebrengt. ‘Wij zien dat er veel geld in omgaat en dat gaat vaak gepaard met geweld en dat is de reden dat we daar vooral op investeren.’ Sanders spreekt van organisaties die zich beperken tot de handel in softdrugs en dan meerdere kwekerijen aansturen. Klaas ziet zichzelf als een tussenpersoon, maar hij beaamt wel dat geld een belangrijke factor is in zijn wereldje. ‘Ik ben nog nooit een kweker tegengekomen die zei: “neem mijn wiet maar mee en geef iedereen maar wat te blowen”.’

Uit het verhaal van Klaas blijkt dat hij voornamelijk handelt met kleinere, onafhankelijke telers die gewoon wat extra willen verdienen. Dat komt ook ten goede aan de kwaliteit, volgens hem. ‘Mensen die wat minder kweken doen vaak wat meer hun best.’

Klaas doet erg zijn best om onder de radar van de politie te blijven. De verpakking van zijn illustere pakketten is daarom ook altijd weer anders. Hij doet het voorkomen alsof hij op vakantie gaat of iemand een groot cadeau gaat brengen. Het liefst vindt de handel dan ook niet op rustige momenten plaats, maar gewoon overdag tijdens de spits. ‘Mensen die ze in een bus aanhouden ’s nachts zijn van die domme, domme mensen. Om vijf uur op het station lopen er honderdduizend mensen, daar doe ik het liefste zaken met jou.’

De achterdeuren van de coffeeshops zijn voor de meeste mensen gesloten en blijven buiten het zicht. Maar voor Klaas gaan deze deuren open. ‘Iedereen kent mij.’ Veel kwekers vinden het risico om zelf met de wiet op straat te gaan te groot. Hij heeft een relatie opgebouwd met een select groepje kwekers, van huismoeders tot boeren van het Groningse plattenland, en neemt deze moeilijke stap van ze over. ‘Het is harstikke spannend, geloof me.’

Ondanks dat dit ontzettend crimineel is, is de deal niet veel moeilijker dan een diepvriespizza afrekenen bij de supermarkt. Met een kilo wiet in een onopvallende verpakking loopt de handelaar gewoon door de voordeur de coffeeshop in. Als de kwaliteit naar behoren is wacht de handelaar, en de teler die afwachting thuis zit, een direct resultaat. Klaas vertelt uit zijn ervaring: ‘vervolgens is de baas daar met een stapel geld. En het wordt gewogen waar jij bij staat en er komt een rekenmachine bij. Duizend keer 5,5 is 5500 euro. Meestal krijg je je geld in de kleinste coupures die er zijn. Duizend euro aan vijfjes, tweeduizend euro aan tientjes, drieduizend euro aan twintigjes. 5,500 euro. Dan geef je elkaar een hand.’ Bij dezen is de coffeeshop er weer in geslaagd om weer een nieuwe lading groen ergens vandaan te trekken. ‘Het lijkt heel wat, maar het stelt helemaal geen fuck voor’, aldus Klaas.

Coffeeshops zwijgen unaniem over de herkomst van hun wiet. Tjitse, werkzaam bij Groningen’s oudste coffeeshop, De Vliegende Hollander, laat dus ook niets los over waar de rookwaar van de coffeeshop vandaan komt. ‘Natuurlijk zeg ik dat niet, want dan gooi ik mijn eigen ramen in.’ Inderdaad, want als Tjitse zou zeggen dat hij meer dan vijf gram wiet heeft gekocht, dan bekent hij een misdrijf te hebben gepleegd. Dat zou het voor de politie wel heel makkelijk maken. Hij vindt het huidige beleid belachelijk. ‘Als je de achterdeur en voordeur gescheiden houdt, dan creëer je gewoon crimineel gedrag.’ Ook andere coffeeshopmedewerkers herkennen zich hierin. ‘Ik mag hier gewoon staan,’ zegt Bas, medewerker van coffeeshop Metamorphose, ‘maar dat we hier spullen verkopen die we van criminelen gekocht zouden hebben, dat voelt wel raar’.

Het Nederlandse wietbeleid was lange tijd vooruitstrevend maar er zijn inmiddels landen met een progressievere aanpak waarbij het hele proces gelegaliseerd is. In Nederland lijkt het er niet op dat de Opiumwet wordt aangepast, maar op gemeentelijk niveau worden de grenzen van de wet opgezocht. Zo ook in Groningen. In het nieuwe coalitieakkoord hebben partijen PvdA, VVD, D66 en GroenLinks afgesproken de wietteelt te reguleren. Vooralsnog zijn coffeeshops aangewezen op onderwereldfiguren zoals Klaas, maar in de toekomst zou de gemeente een deel van deze rol overnemen. Thuiskwekers met minder dan vijf planten kunnen dan onder toezicht van de gemeente hun oogst verkopen aan coffeeshops.

Hoewel Klaas van het huidige beleid profiteert, heeft hem voor hem ook zeker financiële nadelen. ‘Ik kan geen dure auto kopen, want dat valt op. Maar ik heb wel de allerduurste smart-TV.’ Hij zorgt goed voor zijn familie, maar betalingen in cash hebben zo hun beperkingen. Klaas kan er zijn hypotheek niet van afbetalen of het op een spaarrekening zetten. Dit zou argwaan wekken bij de autoriteiten. ‘Ik koop een Paul & Shark jas van 500, een paar Boticelli schoenen van 500, ik koop Armanishirtjes van weet ik hoeveel. Dat is waar mijn geld heengaat.’

Klaas denkt nog wel even met zijn bijbaantje door te kunnen gaan, maar een vetpot is het niet. ‘Ze denken allemaal dat we multimiljonair zijn. Ja, wij verdienen gewoon wat meer, klaar. Maar voor de rest moet ik er gewoon hartstikke hard voor werken.’

De echte naam van Klaas om overduidelijke reden in dit artikel gefingeerd.

4 gedachten over “Door de achterdeur: Het leven van een wiethandelaar in Groningen

  • Pingback: Door de achterdeur: Het leven van een wiethande...

  • Duizend euro aan vijfjes, tweeduizend euro aan tientjes, drieduizend euro aan twintigjes. Dat is bij mij thuis nogsteeds 6000 ipv 5500, minder smoken haha!

    Beantwoorden
  • OGshush

    Er word toch letterlijk gezegt drieduizend euro aan twintigjes, nergens word gezegt dat dat 5500 zou moeten zijn.

    Drieduizend AAN twintigjes
    150 briefjes van 20eu = 3000
    Inderdaad, kleuters.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.