Dateleed: De pannenkoekenjongen
Als eeuwige single van mijn vriendengroep is het altijd aan mij om voor goede verhalen te zorgen. Waar al mijn vriendinnen op donderdagavond met hun snuggie en geliefde op de bank zitten, begaf ik me op een avond naar de stad met vriendin K (wiens geliefde die avond alleen op de bank moest zitten).
Het was een mooie nacht en vriendin K wilde wel even wingwoman spelen. Ik was dronken, veel te makkelijk en na een x-aantal regelslachtoffers was ik er wel weer een beetje klaar mee. Ik wilde nog even dansen, m’n bek verbranden aan een kaassoufflé en dan naar huis. Ik trok mezelf los uit wat wel een wurggreep leek van mijn laatste gast en liep naar de andere kant van de Shooters. Pitbull’s Fireball klonk door de speakers en ik hoorde “Sticks and stones may break my bones but I don’t care what y’all say”. Ik deed een imitatie van het breken van mijn botten, want liedjes letterlijk nemen is één van mijn grootste hobby’s. Niemand heeft ooit door wat ik dan aan het doen ben (behalve vriendin K natuurlijk) en meestal denken mensen dat ik een volslagen idioot ben. Hoe anders was dat bij deze gast. Hij herkende mijn move direct en de liedjes daarna deden we een wedstrijdje wie de tekst het letterlijkst kon nadansen.
Hoe mooi het ook was, ik zat nog steeds met plan kaassoufflé in mijn hoofd, dus vriendin K en ik vertrokken een paar liedjes later toch echt richting de Hoek. We liepen de Peperstraat uit tot ik ineens ‘Hee’ achter me hoorde. De jongen was achter mij aangerend en zei met zijn iets rood aangelopen hoofd: ‘Mag ik je nummer?’
Dit vond ik natuurlijk een heel romantische vraag, ik zag hem de trappen van de Shooters al afstormen, speciaal voor mij. Ik twijfelde dus niet en gaf hem mijn echte nummer, zonder per ongeluk expres de laatste twee cijfers om te wisselen.
Een beetje heen-en-weergeapp later stuurde ik hem een foto van mijn avondeten: een stapel pannenkoeken (#fatgirl) waarna ik het tweede romantische aanzoek van de jongen kreeg. Hij vroeg me of we een keer samen pannenkoeken zouden bakken en dan, jawel, de kosten zouden splitten. Ik vertelde hem dat hij zijn twee euro vijftig mocht houden maar dat hij welkom was om een keer pannenkoeken te komen eten. Dus meneer kwam over. Zonder twee euro vijftig maar wel met een potje jam en slagroom, want dat was volgens hem onmisbaar op een pannenkoek. En het moet gezegd worden, dat was echt heel erg lekker. De gast zelf was ook niet verkeerd. Gespierd en met een minutieus geschoren baardje. Zijn uiterlijk deed me wel vermoeden dat hij nogal ijdel was, maar vooruit, hij at wel pannenkoeken (ik date geen jongens meer die geen taart eten).
De date was verder wel een beetje ongemakkelijk en ik vond dat hij nogal veel over zijn leven zeurde. Toen werd hij onder het eten ook nog eens gebeld door een vriend. Hij zei weliswaar dat hij niet echt kon praten omdat hij bij ‘het pannenkoekenmeisje’ was, maar praatte vervolgens nog zeker tien minuten door. Toen hij eindelijk ophing had ik al subtiel geregeld dat ik door een vriendin met een noodoproep gebeld werd, waardoor ik meteen weg moest. Helaas had hij, ondanks zijn gebrek aan aandacht voor mij, door dat dat nep was. Ik kon nu alleen ook niet meer terug, dus begeleidde ik hem naar de deur. Terwijl we elkaar ongemakkelijk aankeken in de deuropening, wisten we beiden dat we elkaar nooit meer zouden zien. Voordat hij de deur achter zich dichttrok, sprak hij nog de laatste woorden die ik ooit van hem zou horen: ‘Je mag de jam wel houden hoor.’