Boodschappers des Here
Ieder jaar weer trekken er massa’s jongeren naar Groningen. Niet alleen om te studeren, maar vooral om los te gaan in dat befaamde studentenleven. Sex, drugs and rock ’n roll! Waarom zou je anders naar het Noorden komen? Josh Shoemaker en Carson Douglas, twee jongens uit Amerika, zijn hier toch echt met andere bedoelingen. Hoewel ze met hun leeftijd van 20 en 19 jaar moeiteloos in het studentengedruis zouden kunnen opgaan, hebben ze zichzelf heel andere doelen gesteld: ze zijn hier niet om te feesten en ook niet om een bul te halen, maar om zieltjes te winnen.
Ouderlingen Shoemaker en Douglas, zoals op hun badges staat te lezen, zijn niet alleen. Ze maken deel uit van een klein, maar fanatiek leger van zo ongeveer tachtig man, dat zich tot doel heeft gesteld om heel Nederland en België tot het ware geloof te brengen. Het ware geloof? Dat is in dit geval de leer van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen: Josh en Carson zijn mormonen. Inderdaad, mormonen; wie dacht dat het mormonisme slechts een rare sekte in Amerika was, heeft het goed mis: de mormoonse kerk bevindt zich in bijna elk land van de wereld en behoort (naar eigen zeggen) tot één van de snelst groeiende religies.
Deze groei is onder andere te danken aan kerkleden als Josh en Carson, die de wereld afreizen om het Woord te verkondigen. Zendingswerk wordt sterk aangemoedigd binnen de mormoonse gemeenschap en kan voor veel jongeren als een rite of passage worden beschouwd: wanneer een jongen de leeftijd van 19 jaar bereikt, wordt hij geacht voor twee jaar naar het buitenland op zending te gaan. Zijn bestemming kiest hij niet zelf, maar wordt hem opgelegd door een gezaghebbende van de kerk, die op zijn beurt weer zegt de wil van God door te geven. Josh en Carson kregen Nederland toegewezen, maar ze hadden dus evengoed naar Zambia gestuurd kunnen worden.
“Ze gaan niet uit met meisjes”, verzekert Robert van Komen, een oudere zendeling en voormalig bisschop van de kerk. De twee jongens knikken lachend
Dat de twee ouderlingen in een rijk en westers land zijn terechtgekomen, betekent niet dat ze er in de twee jaar van hun zending een luxe leventje op na houden. Hun dagelijks leven is ingericht volgens een strak schema, dat weinig ruimte laat voor niet-spirituele zaken: iedere dag om half zeven komen Josh en Carson hun bed uit, waarna ze beginnen aan een drukke dag van contemplatie, huisbezoeken en werving op straat. Om negen uur ’s avonds worden ze weer thuis verwacht. Van het studentenleven krijgen de jongens uit Amerika dan ook maar weinig mee, en een avondje stappen zit er al helemaal niet in. “Ze gaan niet uit met meisjes”, verzekert Robert van Komen, een oudere zendeling en voormalig bisschop van de kerk. De twee jongens knikken lachend.
De toewijding van de zendelingen moet enorm zijn. Niet alleen moeten ze voor hun bekeringswerk binnen no time een vreemde taal leren – het Nederlands van Josh en Carson is van opmerkelijk niveau – de kosten voor hun tweejarig verblijf in het buitenland komen ook nog eens voor eigen rekening. Bovendien wordt de jongens geen tijd gegund zich thuis te gaan voelen: elke zes weken kunnen de ouderlingen, als God dat wil, worden overgeplaatst naar een andere stad. Zendingswerk, zo blijkt, vereist rotsvaste overtuiging.
Maar rotsvaste overtuiging hebben Josh en Carson wel. Zonder blikken of blozen vertellen ze hoe Jezus, na zijn wederopstanding en hemelvaart, een verschijning maakte in Amerika. Hoe deze gebeurtenis, tezamen met andere passages uit de vroege Amerikaanse geschiedenis, werd opgetekend op gouden platen. Hoe de 19e eeuwse Joseph Smith deze platen vond en ze vertaalde naar het ‘Boek van Mormon’, en hoe hij vervolgens de enige ware, gezaghebbende kerk op aarde stichtte. Voor veel mensen zal het als een vreemd verhaal klinken, maar zo nu en dan laat een enkeling zich tot het geloof bekeren. De Groningse dependance van de kerk telt inmiddels zo’n tweehonderd leden, waarvan er een honderdtal actief zijn.
Josh en Carson lijken tevreden over het werk dat ze verrichten en zeggen allebei dat ze Nederland een mooi en plezierig land vinden. Toch laten ze beiden weten weer terug te gaan naar Amerika, zodra hun twee jaar ‘diensttijd’ erop zit. Wellicht om daar, in hun eigen stad, alsnog het studentenleven mee te maken.