Taalhoekje: Raadsels
Op de basisschool was het talentwaardig, moppen vertellen. Bij de weekafsluiting was er altijd wel een pannenkoek die een grap wou vertellen in de trant van: Hoe noem je een doperwt met een gewei? En terwijl de zaal dan meer uit beleefdheid dan iets anders grinnikte om het antwoord (een dophert) kon de moppentapper met opgeheven hoofd het podium verlaten. Een tijd lang kwam je daar wel mee weg. Het is immers ook wel schattig, zo’n klein ukkie die zonder enige timing een flauwe woordgrap uit de Donald Duck vertelde.
Maar tijden vervliegen, en wou je meekomen op de middelbare school dan kon je beter met vieze, gore of grove moppen op de proppen komen. Vaak snapte je er zelf maar weinig van, maar het feit dat er woorden inzaten waarvan je wist dat je ze eigenlijk niet kon zeggen, maakte het al hilarisch. Ik ken er wel een paar, maar aangezien mijn naam nog onder dit stuk komt hou ik ze liever voor mezelf. Etnische minderheden, homoseksuelen, vrouwen, niemand stond buiten schot. De haren in mijn nek gaan nog steeds overeind staan als ik terug denk aan wat mij destijds verteld is over Jodenkoeken en waslijnen in Afrika. Gelukkig heeft dat niet doorgezet en zijn we ook die fase ontgroeid, althans de meesten onder ons.
Na een fase van complete humorloosheid tijdens de pubertijd, merk ik dat goed getimede moppen en raadsels weer wat meer gewaardeerd worden. Ik houd er wel van, een goede flauwe grap op zijn tijd. Persoonlijk kunnen ze me niet flauw genoeg, vooral met een paar biertjes achter de kiezen. De buurman woont naast superman, er is beslag gelegd op het pannenkoekenschip en een eend zonder geld heet “ain’t got no money”. Waarom de moppen weer terug komen is mij persoonlijk een raadsel. Misschien is het de nostalgie van een minder gecompliceerde tijd, of is word je door het studeren dermate gaar dat de simpliciteit van het grapje hartelijk wordt verwelkomd. Wat de reden ook is, wat mij betreft horen de grapjes er een beetje bij. Waarbij? Aardbei!