Het anderhalvemeterstudentenleven: Over integriteit
Normaliter schrijf ik wekelijks een column over het huidige anderhalvemeterstudentenleven, op mijn inmiddels kenmerkend beruchte toon. Deze week zal ik dat echter niet doen, in het algemeen belang. De RUG is namelijk al ruim een jaar bezig met een inhumane en onterechte heksenjacht, op een hoogleraar die zij onterecht beschuldigd van fraude en waar zij juist veel aan te danken heeft. Te weten: Joost Herman. Ik geef dan ook het woord aan hoogleraar Lang Leven en Sociale Interventie Jacques Zeelen, die hier in een open brief over heeft geschreven. Stukken in dit artikel zijn afkomstig uit deze brief.
“Vorige week woensdag was ik aanwezig in het Gerechtshof in Leeuwarden voor de hoger beroepszaak inzake het ontslag van Joost Herman, als hoogleraar verbonden aan de faculteit Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. Na een lange – en zeker voor Joost Herman slopende – zitting vroeg de voorzitter van het Hof aan hem, speculerend op één van de mogelijke uitkomsten van het hoger beroep, of hij nog een toekomst voor zich zag om te blijven werken aan de RUG. Herman antwoordde: ”Ik heb 25 jaar met heel veel plezier samengewerkt met fantastische collega’s. Het was een fantastische werkplek. Ik ben alleen in conflict gekomen met enkele bestuurders. Ik zou graag daar verder willen werken”.
Vervolgens richtte de voorzitter de vraag aan de RUG vertegenwoordigers, advocaat Kuijken en Faculteitsbeheerder Heinen, of de RUG in het geval het oordeel zou uitvallen ten gunste van een voortzetting van de arbeidsrelatie, verder zou willen met Joost Herman. Na kort overleg met Heinen, langs het plexiglas vanwege Corona, antwoordde Kuijken zonder ogenschijnlijk moeite te doen om een vileine vorm van triomf te verbergen: “De universiteit ziet de heer Herman als Persona non grata.”
Daar zit je dan zelf bij als RUG collega. Ik loop ook al een tijdje mee aan de RUG en net als Joost Herman vaak met veel genoegen. Wordt dan zo maar een naaste collega, na 25 jaar toewijding en vele betekenisvolle lokale, landelijke en internationale verdiensten, op een dergelijke onbetamelijke manier weggezet. En dan ook nog zonder schroom of enig spoor van ingetogenheid.
Wat is hier aan de hand? Waar komt die hardheid en agressie vandaan? Waarom Joost H. in dit proces zo te kleineren en te vernederen? Van binnen wilde ik opstaan en uitroepen: ‘in naam van mijn universiteit kunnen deze heren mijn collega niet zo bejegenen. Genoeg is genoeg’. Maar ik ken de regels; ik hield mijn mond.
Ik had mij misschien op zoiets mentaal beter moeten voorbereiden. Immers, er ging het nodige aan vooraf. Een lange lijst voorvallen van begin af aan, zoals Joost Herman nooit de gelegenheid te geven zijn verhaal te laten doen; geen rekening te houden met zijn burn-out en het feit dat hij psychiatrische begeleiding krijgt; ernstige beschuldigingen zonder enig bewijs in de openbaarheid verspreiden; reeds in april 2019 procedure voor een schadevergoeding van 1,2 miljoen starten zonder adequate onderbouwing; blokkeren van bankrekeningen; beslag leggen op zijn huis; zijn RUG mail en account afsluiten; toegang tot zijn kamer ontzeggen; documenten achterhouden die Herman voor zijn verdediging wilde gebruiken; hem zwart maken in allerlei overleggen in Groningen, Den Haag en Brussel; en te proberen te verhinderen dat hij na 1 mei jongstleden een ziektewet-uitkering zou krijgen.
Wat is hier aan de hand? En waarom werd er tussentijds niet een respectvollere weg ingeslagen? Kansen waren er genoeg. Talloze mogelijkheden werden door de RUG bestuurders ongebruikt gelaten – tot op de dag van vandaag – om de zaak tot humanere proporties terug te brengen. Bijvoorbeeld toen het bestuur een brief van collega hoogleraren en docenten om de RUG te verzoeken de menselijke maat terug te brengen, straal negeerde. Teneur van die brief, na een overzicht over de indrukwekkende verdiensten van Herman voor de RUG: ‘Ja, er zijn fouten gemaakt, fouten die hij zelf ook toegeeft, maar daar kan toch eerst een gesprek over plaatsvinden en vervolgens gezamenlijk naar oplossingen worden gezocht?’ Ook hier geen antwoord op, zelfs geen bevestiging van ontvangst aan de collega hoogleraren. Hoe staat het met de bestuurlijke omgangsvormen op de RUG?
Ik wist van al die dingen. Toch kwam het in het Gerechtshof in Leeuwarden door de RUG uitgesproken Persona non grata hard aan. Eerder in de zitting had Joost Herman, na een reeks vragen van de rechters beantwoord te hebben, zichtbaar met enige moeite onder woorden gebracht wat dit allemaal voor hem heeft betekend. Vanaf het moment in maart vorig jaar waarop de RUG bestuurders de aanklachten tegen hem naar buiten hadden gebracht, viel zijn reputatie landelijk en internationaal in één klap aan diggelen. En al die, hiervoor genoemde aanklachten en uitsluitingsmanieren, hadden zijn eigen gezondheid en die van zijn familie ernstig geschaad. Ter illustratie riep hij het beeld op, eerder verwoord door een naaste collega: de RUG blijft maar doorschoppen op iemand die allang op de grond ligt. Helaas was dit pijnlijke beeld tijdens de zitting opnieuw zichtbaar.
In het laatste gedeelte kwam ook nog de relatie met de aansprakelijkheidszitting aan de orde. Naast het hoger beroep in de arbeidszaak wacht er immers nog een civiele rechtszitting over gelden die Joost Herman aan de RUG (1,2 miljoen) en aan NOHA Brussel (1,9 miljoen) zou moeten terugbetalen. Gelden waarvan duidelijk is dat ze zijn besteed aan de doelen waarvoor ze bestemd waren. Er is geen enkel bewijs voor zelfverrijking vastgesteld, ook niet in het onderzoek van Ernst & Young in deze zaak.
De voorzitter van het Gerechtshof, verwijzend naar het verweerschrift van de advocaat in de aansprakelijkheidszaak waar toch volgens hem redelijke elementen in zitten, informeerde nog voorzichtig bij de RUG of hier nog onderling over te praten viel. Ook hier was de reactie van de RUG uiterst minimalistisch. Ze willen eerst de arbeidsrechtszaak laten afhandelen en dan overgaan naar de aansprakelijkheidszaak.
Dat het ontslag, eerder uitgesproken door de rechtbank in Groningen, zal worden bekrachtigd, is bepaald niet uit te sluiten. Er zijn inderdaad fouten gemaakt en voor ontslag is blijkbaar niet veel nodig, ook al heeft Joost Herman geen euro in eigen zak gestoken en is het geld besteed aan de uitvoering van de NOHA programma’s.
Maar: genoeg is genoeg. De universitaire gemeenschap is de enige die deze hardvochtige juridisering van dit proces kan stoppen en ervoor kan zorgen dat het slopen van professor Joost Herman en zijn familie een halt wordt toegeroepen.”