Op bezoek bij het Studentenorkest
Ik sprintte door de gangen van de Oosterpoort om op tijd de zaal in te komen. Op het lage podium stemden twee dozijn muzikanten hun violen, contrabassen, fluiten, cello’s en klarinetten. De zaal was gevuld met familie en vrienden. Een paar jolige jongeren in pak zwaaiden naar de violiste. Gespannen opa’s en oma’s konden niet wachten en praatten enthousiast over hun kleinkind. Toen het stemmen klaar was, kwam de trombonist naar voren om de avond in te luiden. Hij vertelde dat het orkest ‘van de kaart wil gaan’, nieuwe paden wil betreden en noemde daarbij componisten als Kalinnikov, von Weber en Brahms. Ook gingen ze een stuk opvoeren dat speciaal voor het studentenorkest geschreven is: ‘Lof der zotheid’ van Tijmen van Tol. Toen de trombonist klaar was met zijn inleiding kondigde hij de ‘dynamische’ dirigent Sander Teepen aan. Onder luid applaus betrad deze het podium, gaf de eerste violiste een hand en begon met de avond.
Het eerste stuk begon zoals zovele klassieke concerten beginnen, met een mooie sterke vioolpartijen. Het was goed opgevoerd, maar voelde mat aan in vergelijking met het tweede stuk: ‘Lof der Zotheid’. Dit was een experimenteel klassiek stuk, geleid door trompet. De trompettist Floris Onstwedder was onwerkelijk goed. Met een speels ongemak vulde hij de zaal met hoge, zuivere halen en zachte ritmische tonen. Het stuk was onvoorspelbaar. Het ene moment dacht je naar een Romantisch trompetconcert van Liszt te luisteren, het andere moment klonk het als een stuk van John Coltrane. Jazz en klassiek gingen hand in hand. De akkoorden leken nergens te gronden, waardoor de muziek zweefde en je op reis nam.
Het derde stuk was van de Russische artiest Vasily Kalinnikov. Deze componist kende ik alleen van zijn ‘elegy in b minor’ voor de piano. ‘De Ceder en de Palm’, het stuk dat nu van hem werd opgevoerd, leek hierop. Alleen was de muziek droeviger. Het ging immers over een cederboom die graag een palmboom wil zijn. Na een luid applaus was het tijd voor de pauze.
Het tweede deel van het concert begon en eindigde met de ‘Vierde Symfonie’ van Brahms. Een episch en indrukwekkend stuk. “Toen Brahms dit stuk schreef”, zo vertelde de trombonist in de inleiding, “wist hij dat dit zijn laatste meesterwerk zou worden. Hierdoor kon hij alles uit de kast halen. Maar de setting bleef hetzelfde als in de tijd van Beethoven. Brahms wilde niks weten van Wagners melodramatische theater.” Het stuk werd goed gespeeld, zoals het hoort met een meesterwerk.
Toen het weer tijd was voor het applaus straalde de dirigent van enthousiasme op het podium. Hij wees trots naar de solisten en de begeleiding en liet hen opstaan om het applaus in ontvangst te nemen. Daarna vroeg hij het publiek of ze nog meer muziek wilden horen. Dat wilde het publiek wel.