Eierballenslam: Groningse voorronde van het NK Poetry Slam
Met een wijntje en camera in mijn hand loop ik de stampvolle Kapel binnen. Zes zenuwachtige dichters zitten vooraan te wachten tot de lichten uit gaan. Deze avond zal het er hard aan toe gaan op het podium. De dichters nemen het tegen elkaar op om de titel ‘Eierballenslamkoning(in)’ en een kaartje voor de halve finale van het NK Poetry Slam.
Slammen is niet zomaar poëzie. Het is een combinatie van dichtkunst, voordracht en performance. Iedere dichter laat in twee rondes zijn of haar beste werk horen. De avond zal eindigen in een slambattle, waarin twee dichters elkaar met poëzie proberen af te troeven. Het publiek mag een van de finalisten kiezen, en de vakjury, onder leiding van Kasper Peters, de andere.
De eerste dichteres, Esmé van den Boom, was in 2016-2017 de huisdichter van de RUG en heeft al aardig wat podiumervaring. Tijdens haar eerste gedicht doet ze de befaamde Ellen Deckwitz-hurk en dit wordt, na herhaling door twee andere dichters, door de jury streng afgestraft. Waarom is voor ons leken niet duidelijk. Met poëzie van de bovenste plank zet ze de toon van deze avond en als ze met een groot applaus het podium verlaat is het duidelijk: het niveau ligt hoog.
Als tweede komt Eli Valk het podium op met filosofische teksten en lange stiltes die ons een beetje beduusd achter laten. Als hij in de tweede ronde een sigaret opsteekt op het podium begint het publiek uit protest te hoesten. Hierdoor zijn we allemaal afgeleid en komen de gedichten niet zo over als in de eerste ronde.
Bij de eerste zinnen die Ileen Rook uitspreekt begint het hele publiek te zwijmelen. Haar gedicht ‘Ben je wel eens met een meisje geweest?’ dat haar hele tweede ronde in beslag neemt is overdonderend goed.
Nog een oud huisdichter van de RUG, Sacha Landkroon, bestijgt het podium. Hier zien we een slammer in hart en nieren. Met heftige handgebaren onderstreept hij zijn woorden en kijkt ons allemaal indringend aan.
Olivier van Eijk is tamelijk nieuw in de dichtersscene. Stil achter een microfoon staan is er voor hem niet bij en als een waar podiumbeest beweegt hij zich van de ene naar de andere kant van het podium, terwijl hij naar de hemel reikt of hurkt om zijn woorden meer kracht bij te zetten. Nog sterker wordt zijn optreden wanneer hij besluit zijn papier weg te gooien. Als zijn poëzie er om vraagt trekt hij zijn shirt uit en doet zijn laatste gedicht met ontblote bast. Wie denkt dat wij ons hoofd hierdoor niet meer bij de dichtkunst hadden heeft het mis, want deze woordelijke dagdroom wilden wij niet missen.
Tekstueel gezien doet Rik Sprenkels niet onder voor de rest, maar nu we zo veel beweging gewend zijn komt hij wat verstijft over. Dit maakt hij helemaal goed wanneer hij aan het einde van de eerste ronde zijn gedicht bijna begint te schreeuwen en wild met zijn armen zwaait.
Na de eerste en de tweede ronde mag het publiek stemmen. Beide rondes krijgt Olivier de meeste stemmen. Hij mag door naar de finale. Esmé bemachtigt de tweede finaleplek, weggegeven door de jury. Na de pauze begint de slambattle.
Beiden hebben nog nooit een slambattle gedaan en beginnen wat onwennig met het voordragen van gedichten, waarin ze de ander verwerken. Na het tweede gedicht is de dialoog op gang en beginnen ze elkaar af te maken. Liefdesgedichten worden gecombineerd met sneer en het publiek joelt en lacht. Wanneer Olivier de battle afsluit met een gedicht over een seksscène met hem, Thierry Baudet en Esmé in de hoofdrol eindigt de avond in een denderend applaus.
Om de winnaar te bepalen mag iedereen in het publiek zijn stembriefje aan de favoriet geven. Met vier stemmen verschil weet de inmiddels weer volledig geklede Olivier de hoofdprijs binnen te slepen.