Bewaker van de kroeg
De groene gloed van de neonlichten, die het woord “De Kroeg” vormen, tekenen het silhouet van de volledig in zwart geklede man voor de deur sterk af. Het is 12 uur, de nacht begint. Met een frons op zijn gezicht bekijkt Gerwin* de kroeggangers die al lallend en lachend voorbij komen lopen. De mensen die bij de kroeg naar binnen willen, groet hij allemaal. “Hallo, goedenavond!” Sommigen vraagt hij om ID. “Het is hartstikke leuk werk, bewaker zijn” zegt Gerwin. “Maar ik heb periodes gehad dat ik minimaal één keer per avond met de dood bedreigd.”
Veel beveiligingsmedewerkers in Noord-Nederland krijgen te maken met geweld tijdens het uitoefenen van hun werk, blijkt uit een verslag van de Veiligheidsregio Noord-Nederland. Ze worden bijvoorbeeld geslagen of bedreigd. In het verslag komt naar voren dat het aantal incidenten waarbij mensen met een publieke taak betrokken waren in de afgelopen drie jaar is verviervoudigd. Hoe ervaren portiers in Groningen dit? Ik sprak hierover met Gerwin, portier van De Kroeg op de Grote Markt in Groningen.
Vanuit de kroeg klinkt het nummer Despacito: verschillende schorgeschreeuwde stemmen zingen het refrein mee. Gerwin, met zijn zwarte haar in een staartje, verroert geen vin. Hij scant stug de straat af naar potentiële herrieschoppers. “Wij zorgen voor de rust en orde op straat,” vertelt hij. “Als er wordt gevochten voor onze ogen, springen wij ertussen. Als het echt uit de hand loopt, bellen we de politie.”
Maar de orde op straat bewaren komt niet zonder risico’s. Een klap is snel uitgedeeld als de portier je niet wil binnenlaten “Ik word echt wel eens met een mes bedreigd.” Hij schermt zich ervoor af. “Je wordt er immuun voor. Sommige lui in het vak kunnen het niet van zich af laten glijden. Dan zie je overal die gasten die je bedreigd hebben en word je panisch.”
Toch wegen de nadelen niet op tegen de voordelen, vindt hij. “Het is meestal hartstikke gezellig. De helft van de tijd ben je geen portier, maar eerder een gastheer. Er komen zoveel mensen een praatje maken.” Maar ook buiten de werktijden is hij bezig met zijn werk. “Als ik op stap ga, zoek ik altijd een veilig plekje. Ik wil het overzicht hebben, anders word ik onrustig. Wat nou als er iets misgaat?”
Gerwin wijst naar een hoekje met banken, die op het terras voor De Kroeg staan. “Dat is het befaamde kotsershoekje. Daar legen mensen regelmatig hun maag.” Hij komt regelmatig oog in oog te staan met dronken studenten. Aan hem om ze te weigeren of door te laten. “Er vallen regelmatig mensen van die trap af,” zegt hij, wijzend naar de trap achter hem die leidt naar de kroeg. “Als mensen echt te dronken zijn, moet ik ze het pand uitzetten. Zo simpel is het.”
Hij merkt wel het verschil tussen de doordeweekse avonden en de weekenden. In de weekenden zijn de mensen agressiever, opgefokter. “De studenten uit ‘Grunn’ die doordeweeks voor mijn deur komen, zijn veel aardiger,” vindt hij. Hij wenst mensen altijd veel plezier en een fijne avond, maar in het weekend reageren mensen anders op hem. “Er wordt meer gevochten. Ik word meer uitgescholden, meer uitgedaagd.”
“Het is eigenlijk een grote kroegentocht tussen 12 en 4,” stelt Gerwin. “Alle kroegen zijn vandaag de dag ongeveer hetzelfde: dezelfde muziek, dezelfde sfeer.” Mensen lopen de kroeg in en de kroeg weer uit. Aan de portiers om de rotte appels ertussenuit te pikken. “Je hebt er altijd een paar leipo’s tussen zitten. Vanaf vier uur is iedereen sowieso een beetje gek. Anders zouden ze er niet meer zijn op dat tijdstip.”
De echte ‘leipo’s’ krijgen, als hun gedrag niet veranderd, een kroegverbod. “Van die mensen die niet weten wanneer ze moeten stoppen, die altijd vrouwen lastigvallen als ze dronken zijn, die erop los gaan meppen.” Deze mensen doen ook regelmatig agressief tegen bewakers. En altijd proberen ze weer de kroeg binnen te komen. “Maar we doen ons best hun te onthouden. Ze schoppen herrie, verpesten de avond voor anderen.”
Er klinkt iets in zijn oortje. “Ik kom eraan,” zegt Gerwin in zijn portofoon. Hij rent naar binnen, samen met een andere portier. Ze duwen mensen aan de kant, op zoek naar de kemphanen. Eenmaal gevonden worden de jongens, tussen beide portiers in, mee naar buiten genomen. Oh wee als ze iets flikken. Gewoon normaal doen, dan gebeurt er niks. Maar vanavond mogen ze De Kroeg in ieder geval niet meer in.
“Heel veel jongens worden agressief van drank,” zegt hij. “Maar echt knokken, met vuisten, dat gebeurt misschien een keer per maand. Vaak zijn het kleine opstootjes, dat stelt niet zoveel voor.” Als de portiers tussen deze opstootjes willen komen, bemoeien vrienden zich er soms mee. “Vrienden gaan ons dan tegenhouden, worden ook agressief, die willen niet dat we ons ermee bemoeien. Dan zetten we de hele vriendengroep uit de kroeg. Zo simpel is het.”
Het is 4 uur. De straten stomen langzaam leeg: het is al laat. Mensen lopen gapend langs, strompelend naar hun fiets. Een paar kroeggangers zitten beduusd voor zich uit te kijken in het kotshoekje. Gerwin staat nog steeds kranig voor de ingang van De Kroeg. Hij kan zo ook naar huis. Het was een rustige avond. Morgen, dan begint het hele riedeltje weer van voren af aan.
*Gerwin is een schuilnaam. Echte naam is bekend bij de redactie.