Huisdichter: Blokkendoos
We gaan samen
iets heel lelijks bouwen.
Geen huwelijk
of een waardeloze film,
maar een betonkolos
op de hoek van je straat.
Het fundament gieten
we met brokcement,
gegoten van afwaszuur en
verdund met venijn.
De rammen lappen we
vet met boter
het plafond laten
we beschilderen
door kleuters zonder vingers
maar die wel veel ambitie hebben,
dat die ambitie niets uitmaakt
voor het resultaat laat ons koud.
De muren trekken we op
van vergeeld bordkarton en
van vergeten dicteewoorden
die we moeilijk vonden
toen we nog negen waren.
Het dak beleggen we niet met pannen
maar met borden die stukgeslagen
zijn op bruilofen en ruzies waarbij
eigenlijk niemand gelijk had,
zodat duidelijk is dat zelfs scherven
geen geluk meer brengen.
Als het dan klaar is en
de eerste dronkenlap
leegt zijn blaas tegen de gevel
en de eerste student werpt
zijn bierfles door de vette ruiten,
dan mogen we slopen mijn lief,
slopen tot het gebouw uiteenspat
in gruis en zand en gisteren,
zodat we scherven en brokken kunnen rapen
en langzaam, rustig, opnieuw kunnen bouwen.