Cultuur

Interview met Kasper Peters

Nadat hij voor ons beiden een glas thee heeft gepakt, kruipt oud-stadsdichter van Groningen Kasper Peters achter zijn laptop. Hij gelooft heilig dat hij de Staatsloterij gaat winnen en hij zoekt dus alvast naar een eiland dat hij kan kopen: ‘’Voor anderhalf ton heb je al een mooi eilandje bij Ierland!’’ zegt hij opgetogen. Zijn dochtertje ligt stil op de bank te slapen. Nog voordat ik ook maar een vraag kan stellen begint Kasper met vertellen over zijn eerste studentenkamer: ‘’Via de vriend van een vriendin van me kreeg ik een kamer aangeboden. In de Toplichtflat in Lewenborg. Toen ik daar in de lift stapte, kwam ik een junk tegen. Die bleek daar in de lift te wonen. Hij had er een slaapzak en een prullenbak en alles.’’ Hij zet een plaatje op van Shel Silverstein en gaat verder met vertellen: ‘’Ik had toen een huisgenoot die Hans heette, wij gingen elke zondag naar de Vera. Totdat hij verhuisde, maar ik vond al snel een nieuwe huisgenoot die ook Hans heette, die wilde ook elke zondag wel mee.’’

Al snel vraag ik hem naar de vrouwen in zijn studententijd. ‘’Ik wist niks van vrouwen. Er was ooit een meisje met wie ik terugfietste naar haar huis in Beijum. Ze kleedde zich uit en ging in bed liggen, met daarbij het voorstel dat ik erbij mocht liggen. Dat vond ik vreemd, ik heb tot zeven uur ’s morgens op haar kamer gezeten. Daarna kreeg ik les over meisjes van mijn huisgenoten.’’

Hij studeerde ooit SPH in Groningen en noemt zijn studententijd saai, maar al snel komt hij met verhalen over zijn baantje in Berlijn, waar hij decors uit piepschuim sneed. ‘’Ik ben 27 keer naar Berlijn gelift, maar vaak ging ik daarna nog verder liften. In Slowakije en Tsjechië had je toen een fles wijn voor één gulden!’’ Ook heeft hij het over de stations bij de kolenmijnen in het Oostblok, waar ze op de stations alleen bier, worst en brood verkochten. ‘’De muur was net gevallen, er hing daar een soort optimisme, ik was bang dat ik dat zou missen als ik nu niet zou gaan.’’ Terwijl zijn dochtertje wakker wordt en hij haar op de arm wiegt vertelt hij verder over zijn eerste aanraking met de poëzie, in een gekraakt landhuis dat Villa Weltevree heette. ‘’Nadat ik had voorgedragen, heb ik nog naast een vrouw in een bult fruit gelegen, als kunstwerk.’’ Ook volgt daarna nog een verhaal over hoe hij met vrienden in een brombak over een bevroren Paterswoldsemeer scheurde: ‘’Levensgevaarlijk, het kraakte de hele tijd,’’ is het enige wat hij er over zegt.

Al snel begon Kasper op het gebied van poëzie steeds meer te doen, met vrienden begon hij het dichterscollectief (de Dichters uit) Epibreren, een gezelschap dat binnen drie maanden in de grote kranten stond en optredens had door Nederland en België. ‘’Er werden kroegen gebeld die zestien jaar geleden voor het laatst poëzie hadden gehoord, we waren de enigen die wat deden op dat gebied. Maar wij deden het ook met veel schreeuwen en muziek. De jongens uit Amsterdam die subsidie kregen waren boos op die boerenpummels uit Groningen die wel optredens kregen. Ik had zo drie optredens per week, ik hoefde niet eens bij te lenen.’’

Ondertussen ging zijn studie gewoon door, hij spreekt over het heftigste moment van zijn studietijd, zijn stage als vertrouwenspersoon voor mannelijke prositituees: ‘’Ik heb daar hele heftige dingen meegemaakt, een mes tegen mijn keel, jongens die geweren mee hadden om een ander neer te schieten en veel sterfgevallen door overdoses.’’ Toch beschrijft hij de ervaring vooral als positief: ‘’Het was een soort van zwarte romantiek.’’

Uiteindelijk begon hij gebruik te maken van herbal XTC om zijn studie met het dichten te kunnen combineren, waarna hij uit Epibreren gegooid werd. Hierna rondde hij zijn studie af en deed hij een tijd niets: ‘’Ik schreef af en toe nog gedichten, eigenlijk alleen maar rotzooi, maar het gaf me lol.’’ Als hij echt tot rust wilde komen, ging hij wandelen in Assen: ‘’Het was voor mij heel fijn om te weten wat ik niet wilde. Liever op een kleine kamer in Groningen dan leven in Assen.’’ Wel had hij nog een woensdagavondvriendinnetje en kookte hij ’s nachts voor het barpersoneel: ‘’In ruil daarvoor kon ik dan gratis bij ze drinken.’’

Hij pakt een fles wijn en schenkt in. ‘’Trouwens, als ik de laatste dagen van de maand geen geld had, dan ging ik altijd naar de openingen van tentoonstellingen van sjieke galeries. Altijd lekkere hapjes en drank. Ze begonnen me ook te herkennen, een man gaf mij zelfs op een gegeven moment elke keer een pakje sigaretten.’’ Ik vraag hem wat hij studenten aan zou raden: ‘’In je studietijd kom je heel vaak toevallig op kruismomenten in je leven.’’ Ik noem het vlinderslageffect en hij knikt instemmend. ‘’Zolang je mensen om je heen hebt die van je houden en wie je vertrouwt, dan blijf je op het goede pad. Groningen geeft je de ruimte om rotzooi te maken, neem je tijd.’’ Al snel na deze uitspraak komt zijn vriendin thuis, zijn dochtertje slaapt stilletjes in de kinderwagen die Kasper rustig heen en weer rolt. Ik kan alleen maar stellen dat Kasper op het goede pad is gebleven en dat hij nog jarenlang poëzie zal maken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.