Lennart Leutert: het garderobemeisje
Dit is het verhaal van het garderobemeisje. Ze werkte vier keer per week tot een uur of acht ’s ochtends in het Groninger studentenleven en ze was gelukkig. Hoe vaak moest ze wel niet het gezeur aanhoren van studenten die haar wilden versieren? Hopeloze figuren die weer niet gescoord hadden en het dan maar bij het meisje van de garderobe probeerden. Mensen die haar mee uit of ten huwelijk vroegen. Studenten die collectief het eerste jaar verneukten omdat het kon. Soms waren ze hun nummertje kwijt. Soms beweerden ze dat het meisje niet snel genoeg hun jas kwam brengen. Soms kotsten ze over de toonbank. Maar ze gaf hen altijd met dezelfde glimlach hun jas terug.
Toen werd het BSA uitgevonden. Alles werd anders. Mensen begonnen voor haar neus deprimerende gesprekken te voeren:
Pff, ik kan echt niet meer. Morgen weer vroeg op.’
‘Ja, ik ook man. 10 uur college.’
‘Ik heb een gesprek met mijn studieadviseur.’
‘Dan ben jij helemaal een lul.’
Ze keken droevig voor zich uit, terwijl het garderobemeisje hun jassen overhandigde. Ze voelde zich anoniem in een wereld die aan het veranderen was. En langzaam maar zeker was ze steeds eerder klaar met haar werk. Waar ze eerst direct na sluitingstijd boodschappen kon doen bij de Albert Heijn, liep ze nu rond een uur of drie verloren rond met de vraag of er nog wat te doen viel. Maar niemand was nog in de stad. Iedereen moest studeren. Vanwege het BSA.
Studenten gingen berekenend zuipen. En alleen het meisje van de garderobe zag het ware verdriet van mensen die eigenlijk nog even door wilden gaan, maar verstandig moesten zijn en besloten dat de avond voorbij was. Haar klandizie was verworden tot droevige afhakers.
Toch kwam af en toe het oude gevoel weer terug. Zo ook die avond. De stad stroomde vol met studenten die er zin in hadden. Er werd geschreeuwd, er werd gezongen. In groten getale kwamen de ingedronken eerstejaars studenten bij het meisje van de garderobe. Nooit eerder had ze een drukkere avond meegemaakt. Ze had er zin in. Die nacht loste ze drie vechtpartijen op, waarvan er twee over haar gingen. Ook luisterde ze zo lang het moest naar een jongen die net gedumpt was door zijn vriendin en hielp ze een eerstejaars het kotsen in goede banen te leiden. Tot diep in de ochtend stond ze fier en onvermoeibaar achter de toonbank. Toen verscheen er een figuur die een heel verhaal ophing over zijn verkeerde studiekeuze en dat het hem niets meer kon schelen.
‘Je moet een beetje van deze tijd genieten, weet je wel?’
Ze knikte.
‘Wil je met me trouwen?’
‘Ja,’ zei ze en de jongen droop af.
Het was acht uur ’s ochtends toen ze de boel afsloot en met een glimlach haar weg naar huis aanving. Het was de glimlach van het garderobemeisje.