Europa voor Dummies: Handleiding verkiezingen voor het Europees Parlement
Nu de verkiezingen voor het Europees Parlement snel dichterbij komen, zullen de verkiezingspraatjes ook niet lang op zich laten wachten. Meer of minder, ja of nee, lijkt de keuze te zijn. Aan deze infantiele taal is al te merken dat politici de Europese Unie te ingewikkeld vinden voor de kiezer. En inderdaad, de EU is niet sexy, ondanks een verwoede poging van Silvio Berlusconi, die bij de vorige verkiezingen het Europarlement wilde bevolken met een legertje Italiaanse bimbo’s. Als je jouw stemkeuze niet wil baseren op cupmaat en gewapend wil zijn tegen het aankomende bombardement van jip-en-janneketaal, dan is deze stoomcursus Europa echt iets voor jou.
Dit is niet zozeer een stemadvies, maar meer een oproep om te gaan stemmen. De opkomst voor verkiezingen voor het Europees Parlement zijn altijd schandalig laag. Bij de verkiezingen in 2009 was de opkomst 39,1 procent, terwijl het maar zelden voorkomt dat de opkomst voor Tweede Kamerverkiezingen lager is dan 75 procent. Als we Alexander Pechtolds visie van de toekomst, die je ook in deze krant kunt lezen, mogen geloven, dan zal de EU steeds belangrijker worden als overheid. Zorg er dus voor dat ook jouw stem in Brussel meetelt.
De geschiedenis van de EU is minstens even saai als de stoffige postzegelverzameling van je oma. In een notendop waren we na de Tweede Wereldoorlog een beetje klaar met vechten en kozen de leiders er destijds voor om dan maar te gaan samenwerken. Dit sympathieke idee is zich verder gaan ontwikkelen, met een angstaanjagende hoeveelheid glazen Brusselse kantoorgebouwen als uitkomst. Dat de EU, met deze wildgroei aan instanties, compleet ondoorzichtig is geworden, staat buiten kijf.
Hier zijn we beland bij het voornaamste argument van de tegenstanders van Europa. Telkens als er ophef ontstaat over zakkenvullende eurobobo’s of duidelijk overbodige regeltjes vanuit Brussel, zullen zij iets roepen in de trant van ‘Europa is slecht, dus ons land moet uit de EU’. Toegegeven, dit is een oplossing voor het probleem, maar het gaat wel een beetje voorbij aan het ideaal en nut van Europese samenwerking.
Aan de andere kant, zal team pro-EU telkens terugverwijzen naar dat mooie ideaal van na de Tweede Wereldoorlog en concluderen dat Europa daarom goed is. Uit angst voor de onvermijdelijke oorlog die gaat plaatsvinden als de EU uit elkaar valt, moet het volk de gebreken van de unie maar voor lief nemen, luidt de verdediging. Dit is net zo goed onzin, want Duitsland en Frankrijk staan niet bepaald te springen om voor een derde keer te gaan uitzoeken wie nou de grootste heeft.
De droevige conclusie is dus dat beide kampen in de aankomende verkiezingsstrijd het bij het verkeerde eind hebben. Het probleem is dat in deze tweestrijd de Europese Unie als iets vreemds of buitengewoons wordt behandeld. Ga maar na: de provincie Groningen zal niet opeens moeten worden opgeheven als blijkt dat er een paar corrupte bestuurders zijn. Ook zal niemand beweren dat de Minister-President altijd goed is, omdat Willem Drees de wederopbouw zo lekker heeft laten lopen. De Europese Unie wordt niet behandeld alsof het een overheid is, maar meer alsof het een experimenteel projectje is. Daarom is er geen Europese regering, maar een Commissie, geen grondwet, maar het Verdrag van Lissabon en noemen we de man die de functie van president uitoefent ‘voorzitter van de Europese Raad’.
De uitkomsten van dit projectje zijn echter wel enorm verregaand. Bijna alle besluiten van de EU zijn van toepassing op de gewone burger en in de laatste decennia zijn er veel grote veranderingen uit Brussel gekomen. Zo zijn de nationale munten ingeruild voor de Euro, is er afgesproken om te stoppen met het bewaken van de onderlinge grenzen en vertegenwoordigt de Europese Unie de lidstaten in de internationale politiek. Of je deze ontwikkeling goed of slecht vindt, hangt van je politieke voorkeur af, maar de manier waarop er door politici met Europa wordt omgegaan doet geen recht aan haar belang.