De onzichtbare inbreker

“Ik durfde een hele poos niet alleen te slapen. Ik snapte er gewoon helemaal niks van,” vertelt Hanna. “Het was echt een raadsel. Die vent kon gewoon ons huis binnenkomen, alles meenemen en doen alsof hij er nooit was geweest.”

Het is een midden in de nacht, op een maandag. De dauw beslaat de ramen. Hanna schrikt wakker van hard gebonk op haar kamerdeur. Wie klopt er nou op dit tijdstip aan, denkt ze. “Wie is daar?” roept ze. Geen reactie. Verstijfd ligt ze in bed. Dan realiseert ze zich: mijn deur zit niet op slot. In paniek springt ze uit haar bed, rent naar de deur en draait het slot erop. Met een bonzend hart gaat ze weer in bed liggen.

Huize Spot ligt middenin het centrum van Groningen: de ideale studentenlocatie. De kroegen zijn op kruipafstand, de supermarkt zit om de hoek en er zit een frietzaak onder het huis. Hanna woont er nu een paar jaar. De studente recht woont in een kamer achterin het huis.

De gemeenschappelijke woonkamer, de woonkamer die alle huisgenoten met elkaar delen, is het epicentrum van Huize Spot: hier wordt samen gegeten, worden films gekeken, spelletjes gedaan. Het middelpunt van de kamer bestaat uit twee groezelige, maar comfortabele banken. Ernaast staat een stapel bierkratjes. Om de boel op te leuken, hangt er een lichtsnoer diagonaal over de kamer. Er is altijd wel iemand thuis die wil eten, kletsen of biertjes drinken.

Nog meer gebonk op de deur. “Wie is daar?” roept ze nogmaals. “Ik ben het, Pieter,” hoort ze haar huisgenoot zeggen. Opgelucht doet ze haar deur open.  Pieter staat beduusd voor haar deur. “Ik kom net thuis van stappen, en mijn hele kamer is leeg.”

Samen lopen ze naar zijn kamer. Die ligt overhoop. Overal liggen kleren, lades zijn uit kastjes getrokken. “Mijn Playstation is weg,” zegt hij sip. “En mijn laptop. Gelukkig heb ik gisteren mijn masterscriptie ingeleverd, anders was die nu ook weg.” Er zijn ondertussen meer huisgenoten wakker geworden, die komen kijken wat er aan de hand is.

De politie wordt gebeld. “Er waren geen braaksporen,” zegt Hanna. “De ramen waren van de binnenkant dicht. Niemand had iets gezien. De politie kon er helemaal niks mee.” Huize Spot staat voor een raadsel. “We zijn met zijn allen in de woonkamer gaan zitten en zijn gaan analyseren: wat is er precies gebeurd?”

Uiteindelijk besluiten de huisgenoten nog een paar uurtjes te gaan slapen. Ze zijn uitgeput. “Ik en een van mijn huisgenootjes durfden niet meer alleen te slapen, dus kropen we bij elkaar in bed. We waren bang dat die inbreker nog in het huis zat.”

Twee dagen later komt Hanna met een paar vriendinnen de woonkamer binnen. Ze is moe: ze heeft net een eind door de kou gefietst en is verkleumd. Ze heeft honger. Er ligt een tas overhoop op de bank, maar ze besteedt er verder geen aandacht aan.

“Ik dacht nog: dat is wel vreemd, die tas stond eerst netjes in de hoek van de kamer. Die tas is namelijk van een vriendin van één van mijn huisgenoten. Dat wisten we allemaal. Dus bleven we er vanaf.”

Even later komt Wouter in paniek de kamer binnenrennen. “Mijn vogelverrekijker is weg!” roept hij. Ik dacht dat ik hem hier” – hij klopt bovenop de televisie – “had neergelegd, maar daar lag hij niet. En hij ligt ook niet boven op mijn kamer.” Gefrustreerd staat hij in de woonkamer. “Dat ding is echt fucking duur. Én ik zou morgen vogels gaan kijken! Ik heb die kijker nodig!”

Een andere huisgenoot, die Wouter hoort praten, komt vanuit de keuken binnenlopen. “Er is vannacht eten van mij uit de koelkast verdwenen,” zegt hij verontwaardigd. “En een blikje drinken. Ik dacht eerst dat één van jullie het misschien had meegenomen. Maar wat nou als…?”

“Het huis was echt in rep en roer,” vertelt Hanna. “We dachten dat hij misschien een sleutel had. Een huisgenoot was namelijk een week ervoor de sleutel in onze straat kwijtgeraakt. Misschien had hij gewoon alle deuren in de straat geprobeerd tot hij ergens binnen was gekomen.” Bang om in haar eigen huis te slapen, vraagt ze een vriendinnetje of ze bij haar thuis mag slapen.

Nog eens twee dagen later. Ze wordt wakker van keihard geschreeuw. “Ik heb niks van jou, ben de buurman, ben de buurman,” hoort ze. Jongens, wat is dat geschreeuw?, appt ze naar haar huisgenoten. Dat zijn mensen buiten, reageert iemand.

Ze gelooft er helemaal niks van. Dit klinkt veel te dichtbij. Er klinkt gedender, alsof er iets of iemand van de trap af valt.

Ze durft niet haar bed uit. “Hanna, kan je de deur opendoen? Ik ben het, Harm,” hoort ze haar huisgenoot zeggen. Ze opent haar deur en kijkt een paniekerige Harm in de ogen. “Wouter had de inbreker te pakken. Hij heeft de inbreker geslagen en van de trap afgegooid.”

Ze rennen naar de gang. Beneden aan de trap staat een man met Wouter te worstelen. “Hij had een groot hoofd in vergelijking met de rest van zijn lichaam. Een kalend haar moet kroeshaar. Hele grote pupillen. Volgens Wouter rook hij best wel naar alcohol,” vertelt Hanna.

De man weet zich te ontworstelen van Wouter en rent naar buiten, met een woedende Wouter – slechts in onderbroek gekleed –  op zijn hielen. Even later komt hij hijgend terug: de inbreker is ontsnapt.

“Wat is er gebeurd?” vraagt Hanna hem. “Ik werd wakker en zag die man op zo’n stukje” – hij doet zijn vingers enkele centimeters van elkaar – “van mijn hoofd zitten. Ik schrok me lam. Hij probeerde mijn laptop te pakken, die lag naast me in bed. Toen heb ik hem een klap verkocht.”

De wonden van het gevecht die Wouter op zijn lichaam heeft, ontsmet Hanna met wodka. De politie arriveert, Harm en Wouter worden verhoord. De inbreker wordt niet gepakt. Er zijn weer geen braaksporen.

De volgende dag staat Hanna met een paar huisgenoten voor de deur. “Dit is belachelijk,” zeggen ze tegen elkaar. Een paar dagen geleden is er een huismeester naar het slot komen kijken. “En die zei dat het slot nog helemaal goed was,” vertelt ze. “Nou, dat was dus helemaal niet waar.”

Het slot is lam. “Met een goede ram tegen de deur schiet de deur zo open. Ik heb het geprobeerd, hij was echt zo open te krijgen,” zegt ze. Het mysterie van de inbreker is opgelost. Maar is het slot al vervangen? “Oh god nee,” zegt Hanna verbouwereerd. “Dat moeten we nog steeds doen!”

Één ding heeft Hanna, en de rest van Huize Spot waarschijnlijk ook, er in ieder geval wel van geleerd: “Altijd, maar dan ook altijd, je kamerdeur op slot doen. Je weet nooit wie er anders opeens naast je bed staat.”

De namen in dit artikel zijn gefingeerd. Namen zijn bekend bij de redactie. Gebaseerd op een waargebeurd verhaal.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.